zondag 17 juli 2011

Tot ik jou vind

Voor wie van lezen houdt is John Irving waarschijnlijk geen onbekende. Al is het maar omdat hij zo populair is in Nederland en je hem dus vanzelf tegenkomt. Beroemde boeken van zijn hand als The cider house rules (1999), The Hotel New Hampshire (1984) en vooral “The world according to Garp” zijn dan ook niet voor niets verfilmd. Until I find you (tot ik jou vind), Irving’s elfde roman, verscheen in 2005. Het is zijn dikste roman tot nu toe (ruim 800 pagina’s) en volgens velen zijn meest erotisch getinte verhaal. Het bevat veel bekende elementen die in meer van zijn boeken terugkomen, zoals worstelen, sterke vrouwen, een afwezige vader en Amsterdam. Het is, zo lijkt het, ook het boek met de meeste autobiografische elementen, namelijk de zoektocht naar een vader en seksueel misbruik.

We volgen de belevenissen van de Canadees Jack Burns vanaf het moment dat hij een jaar of drie is. Zijn moeder Alice is een sterke vrouw, die hem rücksichtslos met zich meesleept, waar ze ook heengaat. Zo vertrekken ze op een uitgebreide zoektocht naar Jack’s vader, om hem te dwingen zijn “ veronachtzaamde verantwoordelijkheid” te nemen. Naar verluidt is William, Jack’s vader, een zeer begaafde organist met een grote voorliefde voor tatoeages die aan de lopende band meisjes en jonge vrouwen verleidt terwijl hij voor Alice op de vlucht is. De in veel opzichten bizarre reis voert langs Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland en natuurlijk Nederland. Onderweg voorziet Jack’s moeder in haar levensonderhoud als tatoeëerster.

Jack en Alice keren ten slotte zonder Jack’s vader gevonden te hebben terug naar huis, waar Jack door Alice op een meisjesschool wordt gedaan waar slechts enkele kleine jongens worden toegelaten, St. Hilda’s. Daar, tussen honderden meisjes, zien we Jack opgroeien. Zijn schoolcarrière verloopt niet zonder hindernissen. Zo wordt hij als negenjarige (!) verleid door een stel oudere meiden en later misbruikt door een oudere vrouw. Maar hij maakt ook een vriendin voor het leven, Emma. Emma functioneert als raadgeefster en als vriendin en is een van de weinige vrouwen met wie hij niet het bed induikt. Ondertussen is zijn grootste angst, te worden als zijn vader. Tegelijkertijd ontstaat er een voor Jack niet te verklaren afstand tussen zichzelf en zijn moeder, die geen interesse meer heeft zijn vader op te sporen en zich op het lesbische pad begeeft.

Emma en Jack leren samen worstelen om ervoor te zorgen dat hij opgewassen is tegen de jongens op zijn nieuwe school. Maar vergeleken met de grotere meisjes waar Jack inmiddels aan gewend is zijn die jongens in feite “a piece of cake”. Ondertussen ontwikkelt hij zich tot acteur, waarbij hij op het schooltoneel een voorliefde ontwikkelt voor rollen in vrouwenkleren. Hetgeen Jack er niet van weerhoudt talloze ervaringen op te doen met oudere vrouwen en heel af en toe met een meisje van zijn eigen leeftijd.

Als volwassene wordt Jack een gevierde acteur terwijl zijn vriendin Emma schrijfster wordt. Hun vriendschap loopt als een rode draad door het boek. In feite zijn ze beide kwetsbaar en onzeker. En wederzijds vormt deze relatie de enige die zij in de loop der tijd kunnen vasthouden. De andere rode draad, Jack’s onbekende rokkenjagende vader, vervult weer een meer centrale rol nadat Alice overleden is. En op dat moment maakt het boek een duizelingwekkende draai van 180 graden. Alles wat we tot nu toe voor waar hebben aangenomen wordt in twijfel getrokken. Was zijn moeder echt zo’n hulpeloze en zuivere vrouw? Verdiende ze echt de kost als tatoeëerster? Was zijn vader werkelijk zo’n rokkenjager? Was het kleinste soldaatje wel een soldaat? Slaat de geheime tatoeage van Alice (tot ik jou vind) wel op Jack’s vader?

John Irving schijnt het boek oorspronkelijk geheel in de ikvorm geschreven te hebben en de roman pas na acceptatie door de uitgever te hebben gewijzigd naar de hijvorm. Hetgeen niets afdoet aan het feit dat we alle gebeurtenissen door de ogen van Jack zien. Toch sta je daar niet bewust bij stil terwijl je het boek leest, tot het moment dat alles ineens op z’n kop staat. Het gebeurt me niet vaak dat ik twee boekenleggers in één boek plaats, maar bij deze roman was het noodzakelijk. En dan te bedenken dat elke bladzijde eenmaal lezen toch al leidt tot achthonderd bladzijden leesplezier.

Mijn samenvatting van Tot ik jou vind is verre van compleet en beoogt dat ook niet te zijn. John Irving is een ware verteller, die niet bang is verhaallijnen in een boek te verwerken die niet per se essentieel zijn voor de plot. Toch boeit het boek van begin tot eind. Op grond van de beschrijving van de gebeurtenissen zou je kunnen denken dat het een zeer zwartgallige roman is. Maar door de manier waarop Irving het verhaal vertelt en de vaak bizarre en kleurrijke personages lijken sommige situaties komischer dan ze zijn. Hoe ingrijpend sommige gebeurtenissen waren voor de destijds kleine Jack merk je pas op het moment dat hij zijn trauma’s vijf lange jaren lang probeert te verwerken bij een psychiater.

Over het algemeen word ik argwanend wanneer schrijvers spontaan of weldoordacht gehyped worden. In dit geval is de hype terecht.

Tot ik jou vind (Until I find you)
John Irving
De bezige bij
ISBN 90 234 20357

zondag 10 juli 2011

Genegenheid: een luxeartikel?

Mijn blik op Afrika is altijd beperkt geweest. Eigenlijk vreemd, hoe weinig je kunt weten over een compleet werelddeel. Een geaffecteerd pratende blanke Merryl Streep in Out of Africa. Bolle hongerbuikjes, vliegen en oorlog. Live Aid. Voor de rest: hoe mensen daar leven, wat ze denken: daar had ik geen beeld bij. Tot ik Senait Mehari ontdekte. Afrika krijgt een stem. En wat voor een!

In krachtige kleuren schetst Mehari, samen met haar ghostwriter Lukas Lessing, haar jeugd in Eritrea. Voor zover je het een jeugd kunt noemen. Alles wat er mis kan gaan gaat ook daadwerkelijk mis in haar leven. Na een tamelijk miserabel bestaan in een weeshuis wordt ze opgehaald door haar moeder, die haar moeder niet blijkt te zijn. Toch leidt ze, voor zolang het duurt, een gelukkig bestaan bij haar grootouders. Al snel komt haar biologische vader echter opdagen. Een onberekenbare man, die er bij het minste geringste op los slaat en geen oog heeft voor iets anders dan zichzelf. Welbewust stuurt hij Mehari en haar twee halfzusjes de oorlog in.

Zo wordt zij, zes jaar oud, kindsoldaat bij de Eritrean Liberation Front (ELF). Een leger dat het drukker heeft met het bestrijden van de eigen binnenlandse vijand dan met de echte vijand, de Ethiopiërs. Bij het lezen van haar herinneringen moet je jezelf er voortdurend aan herinneren, hoe jong zij was. Hadden de volwassenen om haar heen dat maar eens gedaan. Wonder boven wonder overleeft zij drie jaar oorlog en wordt tenslotte uit de ellende gered door haar oom. Maar voor het dan negenjarige meiske is haar kindertijd allang voorbij.

Tegenwoordig woont Mehari in Duitsland, waar ze druk aan een carrière bouwt als zangeres. Ze zingt eigenzinnige, persoonlijke liedjes in het Duits, die ze zelf schrijft. Ondanks mijn bewondering voor deze sterke vrouw was het niet dat wat me het meest intrigeerde aan dit boek. Al lezende werd mijn horizon ruimer. De vage familiebanden verbaasden mij. Net als de gedachten over de opvoeding van kinderen. Een kind slaan: heel normaal. In Afrika leven op dit moment 120.000 kindsoldaten. Het stemt tot nadenken. Rekening houden met een kind, oog hebben voor hoe klein hij is, aandacht hebben voor zijn belevingswereld, er goed voor zorgen, sterke familiebanden: zijn al die dingen gebonden aan welvaart? Is het… een luxe?




Senait Mehari
Strijden voor mijn land
Uitgeverij Arena
2005
ISBN 978-90-6974-848-1

zondag 3 juli 2011

Nieuwe buren

















Nieuwe Buren is een boek dat ik in handen kreeg als direct gevolg van mijn verjaardag. Ik bezag de hooggehakte vrouwenbenen op de omslag met gemengde gevoelens. Over Saskia Noort’s vorige boek, De Eetclub, was ik niet overenthousiast geweest, herinnerde ik me. Goed eetbaar maar ook licht verteerbaar, niet het soort boek dat je bijblijft en het stilt de honger niet echt. De meningen over Noort’s nieuwe boek lopen zeer uiteen, variërend van “een adembenemend spannende en provocerende thriller over seks en liefde” (Bol.com) en “levensechte dialogen en herkenbare mensen en situaties” (de Telegraaf) tot “een echte polderthriller, erg Nederlands, weinig spannend” (Volkskrantblog Preacherswife) en “Noort beschrijft de nieuwe leeghoofdigheid van Big Brother en andere realitysoaps. Zonder dat zelf te beseffen, vrees ik” (het Parool).

Hoofdpersonen in het boek zijn Eva en haar man Peter. De hoofdpersonen en de nieuwe buren uit de titel gaan direct dood in de proloog. De rest van het boek is gewijd aan de vraag hoe dat zo kwam. Na diverse IVF-behandelingen is Eva zwanger geraakt en vervolgens bevallen van een doodgeboren kind. Eva treurt om het kind, Peter treurt primair om zijn door dit verlies sterk verslechterde relatie met Eva. Ondertussen verhuizen ze naar een nieuwe Vinexwijk. Al snel raken ze bevriend met hun nieuwe buren, Steef en Rebecca, de enige kleurrijke mensen in de buurt. Via muziek, pillen, drank, partnerruil en een daaruit voortvloeiende zwangerschap belandt het viertal in een gezamenlijke crisis. Et voilá. Allevier dood. Van enige spanning is geen sprake in deze thriller. Je weet al hoe het eindigt voordat het verhaal goed en wel begonnen is.

Ik moet toegeven dat het boek vlot leest. Noort zet grof geschut in om het verhaal schwung te geven met genoeg zware onderwerpen om tenminste vijf spannende boeken te vullen (IVF, het verlies van een kind, een doodbloedende relatie, parnerruil, ongewenst vaderschap, drugs, drank, moord). De dialogen zijn op zich redelijk geloofwaardig, de schrijfstijl is prima en voor je het weet heb je het boek uit.

Toch is er het een en ander fundamenteel mis met Nieuwe Buren. Laten we beginnen met de hoofdpersonen. Op de middelbare school leer je dat de personen in een roman “full characters” of “flat characters” zijn. De full characters zijn de personen waar het verhaal om draait. Ze maken van alles mee en als gevolg hiervan vindt er over het algemeen een ontwikkeling in hun karakter plaats. De flat characters dienen meer als “vulling” zodat de full characters mensen hebben om mee te interacteren. De vier full characters in Nieuwe Buren ontwikkelen zich echter niet alleen, ze zijn volkomen ongeloofwaardig in zowel hun gedrag als hun ontwikkeling. En onsympathiek. Eigenlijk vind je het prima dat ze doodgaan. Who cares.

Wat alles nog erger maakt is het feit dat alles en iedereen in het boek een karikatuur is. Eva lijkt braaf maar is het niet en blinkt uit in egoïsme, Peter is een saaie piet die zich plotseling tot een paranoïde man ontpopt, Rebecca is een geile vrouw met zeer onduidelijke motieven en Steef is een psychopaat. Sem, het kind van Rebecca en Steef is eerder een symbool dan een echt kind. Hij dient slechts als tegenstelling voor Eva’s en Peter’s ongewenste kinderloosheid. Een Vinexwijk is wat Noort betreft een beerput van ellendige kleinburgerlijkheid, alsof de eentonigheid van de huizen afstraalt op de bewoners, die daardoor eveneens kleurloos, onbeduidend en saai worden. Tja, mevrouw Noort, we kunnen niet allemaal in Bergen wonen.

Alle mensen die ik ken hebben vrienden, kennissen en collega’s. Zo niet Eva en Peter. Wekenlang wonen ze in een nieuw huis zonder enig bezoek van betekenis te krijgen. Ze nemen ook niet de moeite met de rest van hun nieuwe buren kennis te maken. Ze gaan uitsluitend om met Rebecca, Steef en een vervelende therapeute, een karikatuur van een kwakzalvende zielenzorgster met geitenwollen sokken. Vreemd genoeg heeft Peter in alle maanden waarin hij in het nieuwe huis aan het klussen was nooit kennisgemaakt met Rebecca en Steef, noch met andere buren. Van werken, boodschappen doen, kranten lezen en andere dingen die de meeste mensen doen is ook geen sprake. Dit vacuüm, de onwerkelijkheid van het bestaan van de hoofdpersonen, de ongeloofwaardige ontwikkelingen en de te simpele symboliek maken dat je je als lezer niet kunt inleven in de hoofdpersonen. Vandaar dat het je niets kan schelen dat ze doodgaan. Vandaar dat het boek nooit werkelijk spannend wordt. En vandaar dat je weinig mist als je dit boek niet leest.


Nieuwe buren
Saskia Noort
Uitgeverij Anthos
ISBN 90 414 0969 6

zondag 26 juni 2011

Op het oog gelukkig














Dit is niet het eerste boek van Robert Goddard waarover ik een recensie schrijf. Goddard is een van mijn favoriete schrijvers. Zijn boeken zijn van de soort die je in één ruk uitleest, ademloos. Zo ook ‘In pale battalions’, een van zijn bekendste boeken. Goddard hanteert een vlotte schrijfstijl, waardoor je binnen de kortste keren middenin het verhaal zit. Bovendien heeft dit boek alles in zich voor een spannend en aangrijpend relaas: oorlog, desertie, intriges, lust, echte liefde, kameraadschap, ongewenste zwangerschap, een hulpeloos kind en avontuur.

Hoofdpersoon is Leonora Galloway, die 50 jaar na dato de geheimen van haar jeugd ontrafelt. Haar ouders heeft zij nooit gekend en haar kindertijd speelt zich af op het naargeestige landgoed Meongate in het gezelschap van haar oppervlakkige overgrootvader, haar teruggetrokken grootvader, sadistische stief-grootmoeder Olivia en een norse majordomus. Haar vader John Hallows is in de Eerste Wereldoorlog om het leven gekomen bij de Somme, haar moeder is reeds lang gestorven. En dan is er nog het feit, dat Leonora’s vader niet werkelijk haar vader kan zijn – zij is namelijk pas 11 maanden na zijn dood geboren. In een aristocratisch huishouden als Meongate is het leven van een bastaardkind niet eenvoudig.

Kan het nog erger? Jazeker. Na de dood van Leonora’s grootvader trouwt Olivia opnieuw. Wanneer deze nieuwe echtgenoot Sidney, een sadist eersteklas, Leonora probeert te verkrachten slaat zij hem van zich af met een boek. Een en ander loopt uit de hand en eindigt met de dood van Sydney. Door dit voorval weet Olivia Leonora op basis van chantage aan zich te binden. Inmiddels breekt de Tweede Wereldoorlog uit en Leonora weet zich eindelijk uit Olivia’s klauwen te bevrijden. Zij wordt verliefd op een goedaardige kapitein die tijdelijk met zijn manschappen op het landgoed bivakkeert. Na de oorlog trouwen zij, krijgen kinderen en zijn op het oog gelukkig.

Het verleden hangt Leonora echter als een zwaard van Damocles boven het hoofd en schept een onzichtbare wig tussen haar en haar gezin. Op een dag krijgt zij onverwacht bezoek van een man die een vriend van haar vader blijkt te zijn. En vanaf dat moment begint een speurtocht naar alle geheimen die haar haar hele leven hebben omgeven. Een speurtocht die eindigt bij een bezoek aan een oorlogsmonument bij Tyne Cot in België.

Niets is wat het lijkt in dit boek, tot het laatste moment word je in spanning gehouden. Hoewel Leonora de hoofdpersoon is, is haar geschiedenis lang voor haar geboorte geschreven en bezegeld. Het is eerder een oorlogsdrama dan een roman over een klein meisje. Het is eerder een thriller dan een tearjerker. Toch bergt het dit alles in zich.

Het boek is opgedragen aan Robert Goddard’s voorvader, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Ypres (België) sneuvelde. De oorspronkelijke titel van het boek, ‘In pale battalions’ is ontleend aan een gedicht. En Goddard zou Goddard niet zijn als ook dit gedicht een bijzondere geschiedenis had. Het is geschreven door Charles Hamilton Sorley, die tijdens de Eerste Wereldoorlog omkwam. Volgens één bron vond men dit gedicht op zijn lichaam, volgens een andere bron maakte het deel uit van 37 sonnetten, die in zijn uitrusting gevonden werden.


When you see millions of the mouthless dead
Across your dreams in pale battalions go,
Say not soft things as other men have said,
That you’ll remember. For you need not so.
Give them not praise. For, deaf, how should they know
It is not curses heaped upon each gashed head?
Nor tears. Their blind eyes see not your tears flow.
Nor honour. It is easy to be dead.
Say only this, ‘They are dead.’ Then add thereto,
‘Yet many a better one has died before.’
Then, scanning all the o’ercrowded mass, should you
Perceive one face that you loved heretofore,
It is a spook. None wears the face you knew.
Great death has made all his for evermore.

Charles Hamilton Sorley (1895 – 1915)


In Pale Battalions (Verzwegen bestaan)
Robert Goddard
Uitgeverij Sirene
ISBN 90 5831 054X

Foto: Meonvalley, de omgeving van Meongate, in de buurt van Winchester
bron foto: plaatselijke Tourist Board

zondag 19 juni 2011

Een schuldig huis








Af en toe is mijn hoofd moe. En heb ik zin, lekker in een hoekje te kruipen met een boek waarvan ik vantevoren weet dat ik het mooi zal vinden. Normaal kies je voor herlezing geen thriller. Hoe spannend is zo’n verhaal nog als je weet hoe het afloopt? Robert Goddard’s boeken vormen daarop een uitzondering. Hoewel Goddard tegenwoordig fulltime schrijft, is hij als historicus afgestudeerd aan de universiteit van Cambridge. Dat is te merken aan zijn boeken, waarin hij vaak geschiedkundige elementen verwerkt. Zijn verhalen spelen zich grotendeels af in Engeland. Saillant detail is dat er in de 19e eeuw een beroemde architectenfamilie met de naam Goddard was in Leicestershire, waar de meeste gebeurtenissen in ‘Een schuldig huis’ plaatsvinden. En waarbij een architect een centrale rol vervult.

Tony en zijn vrouw Marina zijn het drukke yuppenbestaan in London ontvlucht en proberen een nieuw leven op te bouwen op het platteland van Devon, als Marina tijdens een wandeling te pletter valt en overlijdt. Tony voelt zich onwennig en vervreemd in zijn nieuwe huis, nu zijn vrouw er niet meer is. Hij grijpt een uitnodiging van zijn schoonzus Lucy en haar man Matt voor een logeerpartij dan ook met beide handen aan. Zo hopen ze, het verlies van Marina samen te kunnen verwerken.

Ook Lucy en Matt zijn recentelijk verhuisd, naar Otherways, een mysterieus huis bij Oakham, gebouwd door een excentrieke architect die er na de realisatie van Otherways bewust voor gekozen heeft, nooit meer huizen te bouwen. Ook uit details blijkt Goddard’s liefde voor geschiedenis. Het dorpje Oakham bestaat echt, evenals Rutland Waters, het meer waar Otherways aan grenst. En net als in het boek is dit meer door mensenhanden gemaakt. Alleen is hier – mogen we hopen – in realiteit minder drama aan vooraf gegaan dan in het boek. Al snel komt Tony er namelijk achter dat Otherways geen gewoon huis is. En dat de bewoners er zelden in vrede leefden; zo vermoordde een van hen zijn jonge vrouw wegens ongegronde jaloezie, werd een ander spion en pleegde de dochter van de volgende bewoners zelfmoord. De moord vond uitgerekend plaats in de tuin, die volgens het verhaal later als onderdeel van het Rutland Watersproject onder water werd gezet.

Tony wordt ongemerkt steeds verder meegezogen in de mysteries die Otherways omringen – en wij met hem. Hij onderneemt een gevaarlijke speurtocht om het geheim te ontrafelen. Ondertussen krijgt hij last van bijzonder levendige dromen tot het punt waarop droom en werkelijkheid in elkaar beginnen over te lopen. Zoals Cristina, een van de mensen die hij tijdens zijn speurtocht ontmoet, zegt: “Volgens mij heeft dat huis een zekere resonantie die door sommige mensen wordt gevoeld en door anderen niet.” Het huis zorgt ervoor dat je beelden ziet van mogelijkheden. Alternatieven. Van dingen die zouden kunnen gebeuren. En deze beelden, dromen, beïnvloeden alle mensen die permanent of tijdelijk Otherways bewonen, totdat hun leven nooit meer hetzelfde kan zijn.

Dit is een boek dat je in één adem uitleest. Goddard vertelt vlot, de dialogen klinken volkomen natuurlijk en er wordt binnen de kortste keren een sfeer gecreëerd waarin je volledig meegetrokken wordt. Een aanrader! Van Robert Goddard zijn inmiddels zestien boeken verschenen, waaronder ‘Terugkeer naar Brighton’ (Play to the end) en ‘Gestolen tijd’ (Borrowed time).


Een schuldig huis (Set in Stone)
Robert Goddard
Uitgeverij Bzztôh
ISBN 90-5501-677-2



zondag 12 juni 2011

Papa's kleine meisje



Vaders zijn nuttige wezens. Je kunt met ze voetballen en stoeien, fietsen, kletsen, knuffelen en vliegtuigjes bouwen. De meeste zijn ook prima in staat een luier te verschonen en overheerlijke bordjes pap te bereiden. Ze zijn groot en sterk en met een beetje geluk nog lief ook en niet gemeen of egocentrisch. Ze kunnen je helpen met je huiswerk, lastige wiskundesommen, overhoren en banden plakken. Kortom, een vader is hartstikke handig om te hebben.

In een land als Afghanistan is het bezit van een (wettige) vader zo mogelijk nog nuttiger, want zonder vader ben je een bastaardkind en dat is niet zo best voor je marktwaarde. Als Afghaans meisje kun je een stralende toekomst wel vergeten zonder vader. In Duizend schitterende zonnen ondervindt Mariam aan den lijve wat het betekent, vaderloos te zijn. Samen met haar egocentrische moeder woont ze buiten het dorp in een klein hutje. Eén keer in de week komt Mariams vader op bezoek, het hoogtepunt van de week. Maar erkennen doet hij haar niet. En ook zijn vaderliefde stelt maar weinig voor, als het erop aankomt. Als Mariam vijftien is pleegt haar moeder zelfmoord en voor Mariam pap kan zeggen is ze uitgehuwelijkt aan Rasheed, een hersenloze bruut die in leeftijd gemakkelijk haar vader had kunnen zijn. Hij brengt haar naar Kabul, waar het leven als dag en nacht verschilt van het haar vertrouwde Afghaanse platteland.

Er kan bijna geen grotere tegenstelling bestaan dan tussen de twee vrouwelijke hoofdpersonages in dit boek. Mariam is ongeschoold, primitief en weinig aantrekkelijk. Een bastaardkind zonder perspectief, dat jarenlang het willoos slachtoffer is van haar wrede echtgenoot Rasheed. Liefdeloos, kinderloos en eenzaam gaat zij door het leven. Laila daarentegen groeit op in het relatief moderne Kabul. Zij is intelligent, beeldschoon en geliefd. Haar ouders zouden er niet over peinzen, haar uit te huwelijken.

Toch kan ook een hippe, hoogopgeleide jonge vrouw het in Afghanistan heel moeilijk krijgen, wanneer zij plotseling wees wordt en papa's bescherming verliest, juist wanneer de Taliban aan de macht komen. Op slinkse wijze krijgt Rasheed Laila zover, dat ook zij zijn vrouw wordt. En in het oog van de storm, bij zoveel wreedheid binnenshuis én buitenshuis, vallen al snel alle verschillen tussen de twee vrouwen in het niet.

Duizend schitterende zonnen is een boek dat je in één keer uitleest. En gaat je sympathie bij het lezen van boeken meestal naar een enkele hoofdpersoon uit, hier ontkom je er niet aan, met beide vrouwen evenzeer mee te leven en te lijden. En met hen, met hen allemaal - de dochters van Afghanistan.




Khaled Hosseini
A thousand splendid suns
(Duizend schitterende zonnen)
2007
Uitgeverij De Bezig Bij
ISBN 978 90 234 2606 6


A thousand splendid suns

Ah! How beautiful is Kabul encircled by her arid mountains
And Rose, of the trails of thorns she envies
Her gusts of powdered soil, slightly sting my eyes
But I love her, for knowing and loving are born of this same dust

My song exhalts her dazzling tulips
And at the beauty of her trees, I blush
How sparkling the water flows from Pul-I Bastaan!
May Allah protect such beauty from the evil eye of man!

Khizr chose the path to Kabul in order to reach Paradise
For her mountains brought him close to the delights of heaven
From the fort with sprawling walls, A Dragon of protection
Each stone is there more precious than the treasure of Shayagan

Every street of Kabul is enthralling to the eye
Through the bazaars, caravans of Egypt pass
One could not count the moons that shimmer on her roofs
And the thousand splendid suns that hide behind her walls

Her laughter of mornings has the gaiety of flowers
Her nights of darkness, the reflections of lustrous hair
Her melodious nightingales, with passion sing their songs
Ardent tunes, as leaves enflamed, cascading from their throats

And I, I sing in the gardens of Jahanara, of Sharbara
And even the trumpets of heaven envy their green pastures


Saib-e-Tabrizi
17e eeuwse Afghaanse dichter


Dit artikel is eerder gepubliceerd op het VK-blog

zondag 5 juni 2011

Over wat belangrijk is

Ken je de kleine prins al? Heb je al eens samen met hem in de woestijn gezeten, gekeken naar een zonsondergang en je verbaasd over de wereld? Nee? Dan wil ik hem nu graag aan je voorstellen. Dit boek is niet voor niets een klassieker. Misschien is het iets voor jou. Misschien ook niet. Maar laten we het erop wagen.

Antoine de Saint-Exupéry schreef Le Petit Prince een jaar voor zijn dood. In 1944 werd zijn vliegtuig tijdens een missie voor de geallieerden door de Duitsers neergeschoten. Om in de geest van de schrijver te blijven zal ik in dit stukje geen andere jaartallen noemen – hij zou ze zelf waarschijnlijk volkomen oninteressant hebben gevonden. Zijn vrienden noemden hem Saint-Ex. Laten wij dat voor het gemak ook doen. Saint-Ex was van kleins af aan geobsedeerd door vliegtuigen en werd uiteindelijk ook piloot. Tijdens zijn lange, eenzame missies had hij veel tijd om na te denken en te filosoferen. Ondanks zijn vliegervaring maakte hij nogal eens brokken . Zo stortte hij eens neer in de Sahara. Gelukkig had Saint-Ex door zijn ervaring met het bouwen van vliegtuigen ook de kennis in huis om zijn vliegtuig te repareren.

In ‘De kleine prins’ gebeurt de ikpersoon precies hetzelfde. Hij is neergestort in de woestijn, heeft nog maar een beperkte voorraad water en moet daarom zo snel mogelijk zijn vliegtuig repareren. Terwijl hij daar druk mee bezig is komt er vanuit het niets een klein jongetje aanwandelen. Het jongetje, dat door de ikpersoon ‘de kleine prins’ wordt genoemd, komt van een verre asteroïde. Kenmerkend voor het prinsje is dat hij veel vraagt, zelf geen vragen direct beantwoordt maar uiteindelijk toch veel vertelt.

Op weg naar de aarde is de kleine prins langs vele planeten gekomen. Hij heeft daar vreemde mensen ontmoet die alle een eigen kijk op de wereld hebben. Zo is er een koning die over alle sterren regeert. En een zakenman die alle sterren bezit. Een verwaande man voor wie alle anderen bewonderaars zijn. En een wetenschapper die alleen niet-vergankelijke dingen vastlegt. Helaas voor het prinsje is zijn kostbaarste bezit – de enige, unieke roos die op zijn miniplaneetje leeft – vergankelijk en daarom niet de moeite waard om vast te leggen.

De kleine prins verbaast zich onderweg meer en meer over die vreemde volwassenen en de dingen die zij belangrijk vinden. Omgekeerd hebben de dingen die voor de kleine prins belangrijk zijn geen enkele waarde in de ogen van de volwassenen. De kleine prins filosofeert al vragend met de ikfiguur over de betekenis van vriendschap, over hoe je naar dingen kijkt. Ogen zijn blind, weet de kleine prins. Je moet kijken met je hart. Vriendschap gaat niet alleen om gezelligheid en plezier, maar veel meer nog om de energie die je in die vriendschap steekt. Juist die moeite die je voor iets of iemand doet maakt dat een ding of een persoon waardevol en uniek voor je wordt.

Aan de oppervlakte is het een mooi kinderverhaal. Simpel geschreven, met grappige scènes en leuke plaatjes. Saint-Ex schreef het boek dan ook voor kinderen. Voor volwassenen die het kind nog in zich hebben is het een boek dat je doet stilstaan bij de manier waarop je hebt leren denken, de verborgen kaders van je geest en de dingen waar je je in het dagelijkse leven zo druk mee bezighoudt. Als je tijd en energie steekt in het lezen van dit boek, is de kans groot dat de kleine prins je vriend wordt.




De kleine prins
Antoine De Saint-Exupéry
Uitgever: Ad Donker
ISBN 9061005434


Voor kinderen
(en volwassenen die het kind nog in zich hebben)

zondag 29 mei 2011

Een les in menselijkheid

Vrienden zijn belangrijk. Ongeacht of ze echt of virtueel zijn. Of je ze vaak of weinig ziet. Sommige vrienden blijven vrienden, een leven lang. Wat er ook gebeurt. Sommige van mijn beste vrienden staan in mijn boekenkast. Een van hen heet “De brief voor de Koning” en is 49 jaar geleden geschreven door Tonke Dragt. Ik leende dit boek bij de bieb toen ik een jaar of acht was. Na veel zeuren kochten mijn ouders het voor me, op de jongensafdeling van de boekwinkel. Ik koesterde het, las het en herlas het. En gaf het als tiener weg aan een eenzaam en zwaar gehandicapt achtjarig jongetje dat ik niet kende. Later hoorde ik dat het ook zijn lievelingsboek was geworden. Een paar jaar geleden heb ik het opnieuw gekocht. Eentje voor mij, en eentje voor mijn toen achtjarige zoon.

De 16-jarige Tiuri waakt in een kapel. Het is de nacht voor hij door de koning tot ridder geslagen zal worden. Wat er ook gebeurt, hij mag niet spreken, niet reageren op zijn omgeving. Hij schrikt, als er doordringend op de deur wordt geklopt, en een stem om hulp vraagt. Ondanks zichzelf kan hij deze roep niet weerstaan. Hij krijgt een geheime, belangrijke opdracht. En begint een lange tocht door diepe wouden, langs grote steden en door hooggebergte. Vijanden ontmoet hij, maar ook vrienden. Hij ontdekt ook wie hij zelf is, en groeit in korte tijd naar volwassenheid.

Als je het boek leest, zou je niet zeggen dat het al zo oud is. Dit grootse avontuur, dat je moeiteloos uitleest, wordt niet voor niets soms vergeleken met ‘In de ban van de ring’ van Tolkien, maar dan zonder fantasiefiguren. Wit strijdt tegen rood, goed tegen kwaad. Maar met nuance. Sommige vijanden blijken iets goeds in zich te hebben. En sommige vrienden hebben minder mooie trekjes. ‘De brief voor de koning’ is een epos in proza en een les in menselijkheid.



De brief voor de koning
Tonke Dragt
Oorspronkelijk verschenen in 1962
Uitgeverij Leopold
ISBN10: 90258339261962

In 1965 verscheen het vervolg, ‘Geheimen van het Wilde Woud’.

dinsdag 26 april 2011

Lange schaduwen


Een geheim kerkhof van vergeten boeken is een concept dat me aanspreekt. Er zijn zoveel mooie, intrigerende pennenvruchten. Veel van de boeken die ik koester worden allang niet meer gedrukt - misschien is er te weinig vraag naar. Ik hou van de boeken in mijn boekenkast - beroemd of vergeten, prachtig ingebonden of uit elkaar vallende pockets, het maakt me niets uit. Ik beoordeel ze op hun inhoud, niet op hun cover.

En het was om dit aansprekende concept - ja, volmondig ja, er zou een kerkhof moeten zijn voor al die boeken die vergeten zijn, misschien bestaat het echt? - dat Carlos Ruiz Zafón mij onweerstaanbaar ‘De schaduw van de wind' introk, waar het boekenkerkhof in het allereerste hoofdstuk opdoemde. Er was ook nog een andere reden: de roman was me aangeraden door mijn oom, en hij is een van de meest fanatieke lezers die ik ken, al sinds zijn prille jeugd. Ik stel prijs op zijn oordeel.

Al op bladzijde 13 gebeurt er iets dat vervreemdt: een kind, een halve wees, vindt in het Kerkhof der Vergeten Boeken een wijnkleurig, timide boek, een boek dat exact dezelfde titel draagt als het boek dat ik aan het lezen ben: de schaduw van de wind. Alleen de naam van de schrijver wijkt af van het exemplaar dat ik vasthoud.

En al lezend ga ik houden van de personages. Van het kind, Daniel, dat langzaam en pijnlijk groot groeit. Van zijn vader, die figuur op de achtergrond, betrouwbaar en tegelijk kwetsbaar, zo vergankelijk. Van de wereldwijze blinde Clara. En ach, Fermin, kleurrijk, resourceful, nooit voor één gat te vangen. Niet kapot te krijgen. Van hem houd ik het meest. En in de schaduwen: Julián, hoofdpersoon ondanks zichzelf, en Penélope, eeuwig jong.

Ik hou van de mensen die Zafón voor me schildert, in het Barcelona uit het Franco-tijdperk. Ze zijn sterk, ze zijn zwak - zoekend en improviserend. Ze zijn menselijk en echt en tastbaar. Ze rijzen op uit de bladzijden, levend, ademend. In een interview met de Volkskrant zegt Zafón: ‘Ik voel dingen. Ik denk dat plekken en mensen iets hebben dat in de lucht blijft hangen. Ik neem dat in me op als ik er loop.' Dat verklaart misschien hoe Zafón, mijn generatiegenoot, zo levendig kan schrijven over een tijdperk dat al voorbij was toen hij geboren werd.

Kom, zegt Fermin tegen mij. Er wordt op u en mij gewacht. Het leven wacht op ons. Maar ik, ik lees nog even verder, in de epiloog. En moet opeens denken aan mijn oude vriend, Charles Dickens. Even later zie ik hoe twee dampige figuurtjes, vader en zoon, oplossen tussen de mensen op de Ramblas, hun voetstappen voor altijd verloren in de schaduw van de wind. En ik - ik leg zuchtend, onwillig, mijn boek terzijde.



Carlos Ruiz Zafón
De schaduw van de wind
(La sombra del viento)
2001
Uitgeverij Signature
ISBN 978 90 5672 078 0




Laatste paragraaf van dit stuk: vrij naar Zafón
Beeld: Denzil39 op www.sxc.hu

zondag 24 april 2011

Mag ik je even meenemen?


Mag ik je even meenemen naar Brooklyn? Ik ben daar nog nooit geweest. En toch ken ik het als mijn broekzak. Dat zit zo. In mijn boekenkast staat een tweedehands pocket, die bijna uit elkaar valt. Nog even en ik moet de brokken met een elastiekje bij elkaar houden. Ik heb veel boeken in mijn boekenkast: paperbacks, gebonden exemplaren, een paar eerste edities. Maar van deze roman, die zich in Brooklyn afspeelt, houd ik het meest. Ga je mee?

Asjer Lev groeit op in Crown Heights, Brooklyn, als enig kind van orthodox-joodse ouders. In Asjer’s leven speelt de Rebbe (*) een bijna even prominente rol als zijn eigen vader. Zijn ouders zijn bevlogen mensen die zich op hun manier inzetten voor een betere wereld. Daarbij lijken ze af en toe hun kind te vergeten. Asjer ziet zijn vader weinig; die is veelal op reis ‘voor de Rebbe’. Asjer blijkt een gave te hebben. Hij ontwikkelt zich gaandeweg van een kind dat goed kan tekenen tot een fenomenaal kunstenaar. En dat brengt hem in de problemen. Gelovige joden schilderen niet. Schilderen en tekenen is een prima bezigheid voor kinderen, daarna hoor je je te wijden aan andere, gewichtiger zaken.

De Rebbe, een wijs man, probeert Asjer binnen de gemeenschap te houden. Hij stuurt hem daarom naar een bevriende joodse kunstenaar voor schilderles. Toch kan de Rebbe niet voorkomen dat Asjer een andere wereld betreedt. Een wereld waarin hij op zijn minst opvalt met zijn haarlokken en afwijkende kleding. Er komt een moment waarop Asjer’s beide werelden – de besloten orthodoxe gemeenschap waarin hij opgroeide en de grote wereld daarbuiten – niet meer in elkaar passen.

‘Mijn naam is Asjer Lev’ is ingetogen, bijna onderkoeld geschreven. Er staat geen overtollig woord in. Het is hartverscheurend zonder overdaad. En het biedt een blik in een andere wereld.


Mijn naam is Asjer Lev
Chaim Potok
Oorspronkelijk verschenen in 1972
In 1990 verscheen het vervolg, ‘ De gave van Asjer Lev’.
Uitgeverij BZZTÔH, 1993.
ISBN 90 6291 819 0


(*) Uitleg en achtergrond
Binnen het jodendom zijn er, net als in de meeste andere religies, veel verschillende stromingen. Eén daarvan is het chassidisme, een orthodoxe vorm van jodendom, waarbinnen naast veel regels ook een belangrijke plaats wordt toegekend aan de vreugde en de spirituele kant van de religie. Centraal binnen een chassidische gemeenschap staat een rabbijn. De grootste chassidische beweging is Chabad-Lubavitch, met als hoofdkwartier Crown Heights, Brooklyn. Aan het hoofd stond ‘de Rebbe’ Menachem Mendel Schneerson zts”l. Het is niet moeilijk, deze invloedrijke man te herkennen als inspiratiebron voor ‘de Rebbe’ die in Potok’s boek zo’n prominente rol speelt.

zaterdag 26 maart 2011

Volg dat kasteel!

















Heb je het ook helemaal gehad met al die massageproduceerde Japanse tekenfilms? Als jij (of je kind) Jetix of Nickelodeon aanzet, zie je negen van de tien keer een slecht getekende vechtscène uit Pokémon, B-daman of Yu-Gi-Oh! Toch hebben wij door deze series een te eenzijdig beeld gekregen van de Japanse tekenfilmindustrie. ‘Anime’ is de verzamelnaam voor Japanse tekenfilms en tekenfilmseries van uiteenlopende genres als erotiek, science fiction en mechaniek (robots). Maar ook Maja de Bij, Vrouwtje Theelepel en die bovenste beste Calimero zijn in Japan gemaakt.

Tegenwoordig komen er af en toe andersoortige films en series uit Japan. Maja de Bij, Vrouwtje Theelepel en ook Heidi werden weliswaar in Japan geproduceerd maar ademden Europa. Heel anders is het gesteld met de serie Shin Chan, populair bij kleuters van nu. Het ondeugende jochie Shin Chan, zijn dagelijks leven en zijn omgeving zijn nadrukkelijk Japans. En ook Howl’s Moving Castle, de in 2004 uitgebrachte tekenfilm van de makers van ‘Spirited away’ is nauwelijks Westers te noemen. En dat is vreemd, aangezien deze bioscoopfilm is gebaseerd op een verhaal van de Britse Diana Wynne Jones. De hoofdfiguren en landschappen ogen ook eerder Europees dan Japans. En toch had deze film, vanwege zijn sfeer en dialogen, niet in Europa gemaakt kunnen zijn.

Howl’s Moving Castle is een subliem getekend grimmig sprookje over een betoverde wereld. Een jong meisje wordt opeens een oude vrouw. Vormeloze wezens doemen in het landschap op. Idyllische dorpjes worden vanuit de lucht bedreigd door futuristische oorlogsvliegtuigen. Een knappe jonge tovenaar, Howl, lijkt beurtelings een engel en een monster. Een eeuwig brandend vuurtje houdt zijn hart gevangen. Howl zelf bewoont een betoverd kasteel dat zich op eigen kracht voortbeweegt en van vorm verandert. Als je het helemaal gehad hebt met Japanse tekenfilms, dan moet je deze film beslist zien. Leeftijd onbelangrijk. Beklemmend! Betoverend!



Howl’s Moving Castle
2004
Regie: Hayao Miyazaki
Kijkwijzer aanbeveling: vanaf 6 jaar
Mijn aanbeveling: vanaf 9 jaar

Dit artikel is eerder gepubliceerd op het Volkskrantblog



zondag 27 februari 2011

Afscheid van het Volkskrantblog


De Volkskrant heeft de afgelopen tijd laten zien hoe je vooral níet moet omgaan met een community die je zelf in het leven hebt geroepen. Een terugblik, nu het Volkskrantblog op het punt staat, ter ziele te gaan.

Ontstaan
Het is 2005 als een nieuw blogplatform van start gaat onder de vlag van de Volkskrant. De krant nodigt bloggers actief uit om op dit platform een podium in te richten. Een aanbod waarvan velen dankbaar gebruik maken; het lijkt een aantrekkelijke manier om je naam aan die van een bekend dagblad te verbinden. Bij sommigen leeft ook de hoop, op die manier de gedroomde stap te kunnen maken naar publicatie in de papieren krant.

Voor de Volkskrant zelf is het doel, een antwoord te formuleren op de structurele problemen waar vrijwel ieder dagblad in het digitale tijdperk mee kampt. Burgerjournalistiek krijgt een plek en de krant hoopt dat dit podium een bron voor nieuws wordt, ook voor de papieren krant.

Bloei en interactie
In 2007 komt voor sommige VK-bloggers een droom uit; iedere week wordt een column van een door de redactie geselecteerde ‘blogger van de week’ in de papieren krant doorgeplaatst. Ook in de digitale editie verschijnen columns van bloggers. Daarnaast stelt de redactie een tijdlang een freelance redacteur aan die de ‘pareltjes’ op het VK-blog mag opduiken.

De would-be burgerjournalisten zelf zitten ook niet stil; in de loop der tijd ontstaat een ware community. Bloggers reageren zeer actief onder elkaars blog, richten een virtuele kroeg op, ontmoeten elkaar in het echt, raken bevriend, worden verliefd, wijden haatblogs aan elkaar, organiseren themadagen en schrijfestafettes. En ze bieden samen het hoofd aan ‘trollen’; notoire onruststokers die de reactieruimten vervuilen. Zo wordt het VK-blog een community, met alle mooie en minder mooie kenmerken die daarbij horen. Bloggers hebben het soms zo druk met elkaar, dat zij uit het oog verliezen dat een groot percentage van de lezers van buiten de community afkomstig is. Dit laatste vooral dankzij de fenomenale ontsluiting van het VK-blog via Google.

In 2009 investeert de Volkskrant nog een laatste keer in een flinke verbouwing van het platform. Door een ongelukkige fout komen de echte namen van veel onder pseudoniem schrijvende bloggers op straat te liggen. Voor veel van hen, die zich anoniem veilig voelden om hun soms zeer persoonlijke gedachten in het openbaar te publiceren, een erg pijnlijk moment. Iets dat nauwelijks wordt onderkend door de Volkskrantredacteuren, getuige hun in eerste instantie nogal laconieke reactie.

Burgerjournalistiek
Het oorspronkelijke doel van de Volkskrant met het VK-blog (“een podium voor burgerjournalisten”) wordt in de ogen van de redactie niet bereikt. De koppeling burgerjournalistiek – papieren krant komt niet tot stand. Aan wie dat ligt? De Volkskrant heeft nooit voorwaarden gesteld aan de onderwerpen voor blogs of aan de kwaliteit van de pennenvruchten. Het VK-blog wordt eerder een boeiende weergave van het leven zelf; amateurkunstenaars en –fotografen tonen hun werk, mensen schrijven persoonlijke blogs over uiteenlopende onderwerpen als kindermishandeling, toestanden in verpleeghuizen en leven met een lichamelijk of geestelijk gehandicapt kind. Anderen schrijven fictie, er verschijnen boek- en filmrecensies. En o ja, ook de politiek komt aan bod.

Moderatie
Vanaf het begin is moderatie een probleem. En dan met name het uitblijven ervan. Bloggers vliegen elkaar continu in de haren. Het feit dat velen onder pseudoniem en niet onder de werkelijke naam bloggen werkt in de hand dat zij zich veilig voelen wanneer zij de aanval openen op bloggers die hen niet aanstaan. Alleen in de meest extreme gevallen grijpt de redactie in.

Het doek valt
In 2009 krijgt Geert-Jan Bogaerts, chief online en een van de belangrijkste drijvende krachten achter het VK-blog, een andere functie bij de Volkskrant. Vanaf dat moment besteedt de krant zichtbaar steeds minder aandacht aan het VK-blog. Bij de verbouwing van het blog verhuizen de artikelen van Volkskrantredacteuren al naar een aparte plek. In 2010 meldt de webmoderator nog wel dat de Volkskrant actiever zal gaan modereren op het platform.

Op 7 januari 2011 valt bij de 15.000 actieve en inactieve bloggers een kort mailtje in de virtuele brievenbus. Hoofdredacteur Philippe Remarque meldt dat de Volkskrant per 1 maart stopt met het Volkskrantblog. Hij noemt het ‘misschien een vervelende mededeling’. Hij raadt de VK-bloggers aan om goed heenkomen te zoeken met hun blog. De Volkskrant biedt de VK-bloggers geen enkel gereedschap om het eigen opgebouwde archief veilig te stellen. Een ding is zeker: op 1 maart verdwijnen wat de Volkskrant betreft alle 250.000 blogs in het niets.

Bom
Het is een hard gelag voor bloggers, die soms al sinds 2005 trouw gebruik hebben gemaakt van het VK-podium. Duizenden uren werk zitten er vaak in. Het mag dan ook nauwelijks verbazing wekken dat het bericht bij zowel actieve als inactieve bloggers inslaat als een bom.

De Ombudsman, een medewerker van de Volkskrant, gooit in een blogartikel op 15 januari een vat olie op het vuur, adding insult to injury. In zijn ogen staat er “heel veel bagger” op het VK-blog. Verder schrijft de Ombudsman onder meer: “Het blog was een mooie speeltuin voor veel mensen, maar van hoogwaardige burgerjournalistiek is geen sprake geweest. Ik kan me in ieder geval geen enkel blog herinneren dat heeft geleid tot nieuws voor de krant. Er is voor zover ik weet geen enkel stuk geweest dat heeft voldaan aan de strenge kwaliteitseisen die de redactie stelt, aan zichzelf, maar ook aan bijdragen van derden.”

Of de Ombudsman wat die kwaliteit betreft nu gelijk heeft of niet (feit is dat diverse bloggers elders succesvol zijn, bijvoorbeeld met een of meer boeken op hun naam): het is toch nauwelijks nodig om de community doelgericht een trap na te geven bij het ter ziele gaan van het platform.

Stilte
Na deze twee berichten vervalt de VK-redactie in stilte. Ondertussen is het een gekrakeel van jewelste op het VK-blog;de toon varieert van berustend of verdrietig tot uitermate agressief en respectloos. De een bedankt de krant voor het podium, al komt er nu een einde aan. De ander maakt de Ombudsman en de Volkskrant als geheel uit voor rotte vis. Wat overheerst is verbijstering. Ondertussen zoeken bloggers naarstig naar manieren om hun blog veilig te stellen. Er ontstaan diverse geslaagde en minder geslaagde initiatieven. Naar verluidt wordt er diverse malen contact gezocht met de Volkskrantredactie, die hier echter niet op ingaat.

Te weinig te laat
Op 22 februari, zegge en schrijve een kleine week voor het aangekondigde op zwart gaan van het VK-blog, krijgen bloggers bij het inloggen een korte boodschap te zien van de Volkskrant. Daarin meldt de Weblogmoderator, die tot dat moment niets van zich heeft laten horen over dit onderwerp, dat de Volkskrant overeenstemming heeft bereikt met Sanoma Digital. Bloggers kunnen hun blog verplaatsen naar web-log (dit kon natuurlijk al) en zij zullen ‘tijdig’ instructies krijgen hoe ze dit moeten aanpakken. Tot 1 juni blijft het Volkskrantblog nog in de lucht.

Om in te kunnen loggen op hun blog moeten bloggers dit bericht ‘aanvaarden’. Het nieuws wordt ook op het VK-blog geplaatst; reacties zijn niet toegestaan. Met uiteraard als gevolg dat de ene na de andere blogger zelf een blogartikel aan dit nieuws wijdt, in wederom de meest uiteenlopende toonaarden. Bloggers die niet meer actief zijn, maar soms nog wel een enorm archief op het blog hebben, krijgen geen enkele melding over dit laatste nieuws vanuit de Volkskrant.

Respect
Het staat de Volkskrant natuurlijk vrij om de stekker uit het eigen online platform te trekken. De krant is ooit met veel durf in een experiment gestapt. Helaas heeft het niet uitgepakt zoals het de krant ooit voor ogen stond. De manier waarop een en ander is verlopen is echter bepaald niet elegant te noemen. Op de een of andere manier is er de afgelopen jaren iets faliekant misgegaan in de manier waarop de krant en haar bloggers elkaar benaderen. Simpel gezegd is er wederzijds een compleet gebrek aan vertrouwen en respect.

Conclusie
De Volkskrant heeft destijds bij het actief binnenhalen van bloggers niet aangestuurd op het type bloggers dat de krant voor ogen stond (burgerjournalisten) of over nieuwswaarde als vereiste. Bovendien heeft het de community (een uiterst belangrijk en niet te verwaarlozen aspect van het VK-blog) ten eerste onvoldoende onderkend en ten tweede structureel te weinig actief gemanaged.
 The Godfather van het VK-blog, Geert-Jan Bogaerts, bevestigt in zijn eigen artikel over dit onderwerp dat de Volkskrant als geheel deze community nooit erg serieus heeft genomen.

Wanneer je een community leven inblaast, zoals de Volkskrant heeft gedaan, kun je die na 6 jaar met goed fatsoen niet simpelweg opheffen zonder de actieve leden van zo'n community tijdig een redelijk alternatief te bieden en hier duidelijk, tijdig en eerlijk over te communiceren. Je moet je ervan bewust zijn dat datgene wat je geschapen hebt – weliswaar onder jouw vlag - een eigen leven kan gaan leiden. Iets dat veel betekenis heeft voor mensen, buiten jou om. Het verdient aanbeveling om een door jou in het leven geroepen community voldoende te respecteren om er tenminste op een elegante manier de stekker uit te trekken.